
'Remt zag het lichtje heen en weer hobbelen, over het zand, en zag het recht op hem afkomen. De sigaret was een kleine, gedrongen man. Langzaam kon Remt de details onderscheiden; hij had dik krullend haar dat inmiddels grijs was, en een gerimpelde zongebruinde huid, perkament. Het leek hem een echte Griek.
De man liep mank, Remt merkte dat hij zich even inhield, alsof hij twijfelde of hij wel echt naar hem toe zou komen. Uiteindelijk liep hij door totdat hij pal voor Remt stond.
- Goedenavond, zei Remt, in het Engels.
- Goedenmorgen liever, zei de man terug.' (p. 182)
Je bent in 1983 geboren, studeert journalistiek en geschiedenis en schrijft daarna een boek. Dan verschijnt er een recensie in de NRC waarin je wordt vergeleken met Mulisch. Wat?!
Dat overkwam Joost de Vries met zijn boek Clausewitz. Een eervoller compliment is voor een debutant ondenkbaar, maar hemel, welke druk legt het op je schouders? In de categorie 'moderne grillen' was de nieuwsgierigheid van Perron 500 gewekt.
In Clausewitz onderzoekt promovendus Modderman, alias Neus, het leven van schrijver Ferdynand LeFebvre, die jaren geleden in het niets verdween. Aanvankelijk wil hij zich er gemakkelijk vanaf maken door een gevonden onbekende studie over te typen en een briefwisseling tussen LeFebvre en zijn vader in de bijlagen te stoppen. Dan vraagt zijn beste vriend de uitgever aan hem een boekje te schrijven. Neus gaat op tocht langs alle nog levende cultfiguren uit de kring van LeFebvre. Dat mondt uit in bonte verzameling van levensverhalen waarbij de promovendus de scherpe lijn tussen feit en fictie ten slotte zelf verliest.
Debuutromans van jonge schrijvers - mits van enige basiskwaliteit - vind ik buitengewoon fascinerend. De Vries lijkt álles te geven wat hij in zich heeft. Tot halverwege het boek leidt dat tot onevenredig ingewikkelde verhandelingen en moeilijke woorden. Dan slaat het taalgebruik om, lijkt De Vries zich ontdaan te hebben van de balast en wordt de toon relaxter, de schrijfstijl soepeler. Die onbalans wordt ruimschoots gecompenseerd door het jonge-hondenenthousiasme dat van het boek spat.
Wat ik mooi vind, zijn de foto's. Haast onopvallend en getroffen. Mag dat in een roman? Ja hoor. En dan de intertekstualiteit. De hoofdpersoon heet bijvoorbeeld T.S.E. Modderman. De initialen van T.S. Eliot? In de geciteerde brief van Ditrich Ernst zur Lahn gebruikt De Vries geen hoofdletters bij topografische bijvoeglijke naamwoorden: '...franse scherpschutter [...] russisch vuur...'. (p. 143). Een verwijzing naar Mulisch die dat ook systematisch weigerde?
Deze literaire verwijzingen en de verhalen uit de geschiedenis vermengd met aardse termen als 'linkse hobby' (p. 204), maakt dat Clausewitz literatuur van de nieuwe generatie is met een historisch besef als stevig fundament.