"Toen noemde iemand mijn achternaam.
'Smaakt de soep?'
Ik wilde achter me kijken welke kennis toevallig dezelfde dag en hetzelfde tijdstip had uitgekozen om een - en dan ook nog net toevallig deze - alpentop te bestormen, maar de stem sprak zacht: 'Nee, draai je niet om, Syris. Je kent me niet.' Hier liet de mannenstem een mysterieus bedoelde pauze vallen. 'Ik ken jou ook niet, maar ik weet wie je bent.'
Ik hoorde meteen dat ik met een aansteller van doen had." (p. 106)
Tijdens een vakantie waarin inlands (hemel-) water de boventoon voerde, las ik Het gelijk van Heisenberg van Frans Pollux. Een boek dat zich afspeelt op zee, verdraag ik bijzonder slecht. Water over land kan me niet genoeg stromen. En stromen doet het, kolken, razen. Een surrealistische beleving tussen heden en toekomst, mogelijk en fantastisch, dichtbij en veraf.
Dichtbij betekent zowel de plaats waar de roman over extreme marktwerking en neoliberalisme zich afspeelt (Venlo, Grubbenvorst), als gevoelsmatig. Pollux en ik groeiden op een afstand van 60 kilometer van elkaar op en zijn even oud. Ik lees in zijn boek mijn taal; in zinsbouw, in details als "Ze stond boontjes te breken in de keuken." (p. 212), "een vervelende nasmaak in mijn mond die ik normaal alleen van Bavaria krijg..," (p. 233) en "luister makker..." (p. 250). Het is een dichtbij van het soort waarmee je een avond in de kroeg hangt en Kronenbourg 1664 drinkt. Herkenbaar en in de context van het boek tegelijkertijd unheimisch.
Pollux is in zijn debuutroman niet bescheiden. Hij vliegt, zonder schroom er het grootste van het grootste bij te halen, hier en daar enthousiast uit de bocht. De verknipte verhaallijnen passen als een knappe puzzel en laten geen onaffe uiteindes na. De intertekstualiteit spat van het boek, waarin 1984 van Orwell en De meester en Margarita van Boelgakov mij het meest in het oog springen.
Het gelijk van Heisenberg is met ambitie geschreven. Zo hoort dat. Blijf trouw aan je afkomst, doe groot en word groot.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten