zondag 13 mei 2012

De toren - Albert Verwey

De toren sprak naar de stad gewend:
Gij burgers, die daar jaagt en rent,
Sta stil als ik en beidt uw tijd,
Zij die geloven, haasten niet.
De goede en sterke daad geschiedt
Te rechter uur, den tijd ten spijt.

De toren spreekt tot iedere vreemd
Die naar de stad zijn richting neemt:
Sta vast als ik en duur uw uur.
Wie op zijn kracht niet vol berust,
Wiens ijver halfweegs wordt geblust,
Houdt hier geen stand, heeft hier geen duur.

In 1903 werd de Beurs van Berlage in Amsterdam geopend. Albert Verwey mocht het decoratieprogramma voor de Beurs coördineren. Zowel aan de gevels als aan de binnenzijde zijn velerlei kunstvormen verwerkt, waaronder enkele spreuken op de klokkentoren die afgeleid zijn van het gedicht De toren van Albert Verwey zelf. 

Ruim een eeuw na verschijning is het nog steeds een prachtig gedicht met een boodschap die past in onze gehaaste samenleving. Te mooi om te vergeten. Daarom krijgt het een ereplaats op mijn blog.

dinsdag 8 mei 2012

Naar de overkant van de nacht. Jan van Mersbergen

'Ik trek een blaadje van de kalender. Zevenenveertig. Ik krijg nog een Jägermeister aangereikt en ook die drink ik op. Hij zakt traag. Ik voel me al weer aardig gammel en dronken worden. Weer iets te overwinnen. Ik kijk naar de Mexicanen en weet: dit zijn mijn mannen. Die moeten ook naar hun broedplaatsen. 
Wengske aan wengske, same op ein benkske.
Deze kraanvogel voelt zich goed. Hij is op doortocht, met die mannen.' (p. 61)

Voor een nachtelijke vliegtocht van New York naar Amsterdam stak ik Naar de overkant van de nacht van Jan van Mersbergen bij me. Het is niet te lijvig, dus ideaal om in één lange tocht te lezen.
En naar de overkant van de nacht ging ik. Met Ralf. Hij gaat - afkomstig van boven de rivieren - Vastelaovond vieren in Venlo. Tijdens die lange dag en nacht overdenkt hij in flarden zijn leven. Hij denkt aan thuis, waar zijn vriendin en haar vier kinderen hem hard nodig hebben. Wat krijgt hij ervoor terug? Is dat genoeg?

Naar de overkant van de nacht beschrijft prachtig hoe carnaval is in het zuiden. De traditie, verbroedering en meegaan met de flauwekul staan voorop en niet het zuipen en grove intimidatie, zoals lieden van boven de rivieren vaak denken. Hoewel Van Mersbergen zelf geen zuiderling is, klopt het sfeerbeeld dat hij schetst. Hij moet zelf beleefd hebben, doorleefd.

De constructie van de roman is fascinerend. Zonder de draad kwijt te raken, leidt de ik-verteller de lezer perfect door zijn levensverhaal dat verweven is in het heden van Vastelaovond. Alle emoties van zijn leven worden weerspiegeld in die ene dag. Van Mersbergen verstaat daarnaast de kunst van beperking waardoor de roman in 175 pagina's met volle kracht zijn doel bereikt. 
Ik ben veilig geland in de vroege ochtend en een prachtig verhaal rijker.