woensdag 12 september 2018

De nix. Nathan Hill

'Wat doe je als je erachter komt dat je volwassen leven een schijnvertoning is? Alles wat hij dacht bereikt te hebben - de publicatie van zijn boek, het contract, de baan als docent - had hij alleen gekregen omdat iemand zijn moeder een gunst verschuldigd was. Hij had er niets van verdiend. Hij is een oplichter. En hoe het voelt om een oplichter te zijn: leeg. Hij voelt zich hol. Verwoest. Waarom merken die mensen hem niet op? (...) Dan beseft hij dat dat een kinderachtig verlangen is, het equivalent van je moeder een schram laten zien zodat ze er een kusje op kan geven. Doe niet zo kinderachtig, houdt hij zichzelf voor.' (p. 681-682)

De laatste tijd las ik vrij veel serieuze literatuur, biografieën en memoires. Daar hou ik van, maar voor de afwisseling is het lekker om je te verliezen in een roman waarin je het liefst ongestoord blijft lezen tot het uit is. De nix van Nathan Hill leek me daar ideaal voor.  

Samuel is een universitair docent in Chicago en schrijver. Tenminste, hij zou een boek schrijven waarvoor hij een ruim voorschot heeft ontvangen, maar het lukt hem niet. Na werktijd vergeet hij de wereld om zich heen en speelt hij urenlang de game Elfscape. Op een dag wordt er een aanslag gepleegd op een presidentskandidaat. De dader blijkt Samuels moeder te zijn, die bij haar man en Samuel wegging toen hij een kind was. Hij gaat op zoek naar haar en reconstrueert gaandeweg zijn familiegeschiedenis. 

Het verhaal over Samuel, zijn moeder en opa, de demonstraties in Chicago in 1968, en de huidige Amerikaanse samenleving beslaat 700 pagina's. Een risico bij zo'n dikke roman is dat de schrijver nodeloos uitweidt over niet ter zake doende aspecten, maar Hill is erin geslaagd het boek zeer gestructureerd op te bouwen en de verhaallijnen en personages goed uit te spinnen, zonder dat het traag wordt. Hij maakt sprongen in de tijd die thans hip zijn in romans, maar hij doet dat goed. De terugblik op het verleden geeft voortdurend helderheid over het heden. Gaandeweg laat hij de lezer zien dat het verhaal niet zo zwart-wit is als het in het begin lijkt. Hill legt de vinger op de hypocrisie van het huidige Amerikaanse denken, bijvoorbeeld wanneer Pwnange milieuvriendelijke tassen koopt voor zijn boodschappen bij de natuurwinkel, die hij per luchtpost laat opsturen zodat hij ze snel heeft.  

Het taalgebruik van de Nederlandse vertaling van De nix is niet altijd even scherp, bijvoorbeeld: 'Faye had hier poëzielessen, en alleen al het juiste lokaal vinden was een beproeving die zowel haar geduld als haar ruimtelijke bewustzijn op de proef stelde.' (p. 458) Het soms haperende taalgebruik mag de pret niet drukken. De nix is een heerlijke roman die ik met plezier gelezen heb. 

dinsdag 6 maart 2018

De stamhouder. Een familiekroniek. Alexander Münninghoff

'Voor Frans is de overgang van het rijke, enigszins baldadige leven met zijn Baltische vriendjes in Riga naar de saaie burgerlijkheid van het roomse plattelandsinternaat van meet af aan te veel van het goede. Hij voelt zich eenzaam, omdat zijn Hollandse klasgenoten hem, de vreemdeling, links laten liggen en, als de fraters even niet opletten, ongenadig pesten. Daar kwam nog bij dat de Oude Heer aan frater Gerardo, de directeur van Sint-Nicolaas, had laten weten dat zijn zoon in Riga op school als een belhamel werd betiteld. Op het laatste rapport staat het duidelijk te lezen: 'Hat häufig durch Schwatzen und Unruhe den Unterricht gestört'. ' (p. 25)

De kunst van een goed boek uitzoeken voor een ander, is dat je het - ondanks iemands afwijkende smaak - ook zelf zou willen lezen. De wederhelft vroeg een boek voor zijn verjaardag. Hij houdt niet van fictie maar wel van recente geschiedenis, waargebeurde verhalen en Noord-Europees georiënteerd. Ik ging op zoek en gaf hem De stamhouder van Alexander Münninghoff, winnaar van de Libris Geschiedenis Prijs 2015. Op de dag dat hij de laatste pagina uitlas, begon ik erin. 

De stamhouder is het opmerkelijke verhaal van de familie Münninghoff, opgeschreven door de oudste kleinzoon van Joan Münninghoff. Deze Nederlandse zakenman trok bij aanvang van de Eerste Wereldoorlog naar Letland om daar zijn gezin op te bouwen en een fortuin te verdienen. De Oude Heer, zoals hij in het boek genoemd wordt, vond dat zijn kinderen te veel beïnvloed werden door het losbandige leven in Letland en stuurde de twee tieners, Frans en Titty, naar katholieke kostscholen in Nederland. Dat werd voor Frans een kantelpunt in zijn leven. Hij keerde zich af van zijn vader en wilde niks met Nederland te maken hebben. 
Toen de dreiging in Letland bij aanvang van de Tweede Wereldoorlog te groot werd, verhuisde het hele gezin naar Voorburg. Maar de jongvolwassen Frans piepte er onderweg tussenuit. Hij zag de Russen als grootste bedreiger van zijn geliefde Letland en besloot zich aan te melden bij de Waffen-SS om te vechten aan het oostfront. 
Frans keerde heelhuids terug uit de oorlog, naar Voorburg, waar zijn vrouw en baby op hem wachtten. De Oude Heer gaf Frans diverse handreikingen, al dan niet onder druk, die Frans uitzicht boden op een geordend, comfortabel leven. Desondanks liet Frans een spoor van zakelijke ongelukken, buitenechtelijke kinderen en berooide levens achter. 

De familiekroniek van de Münninghoff's zou volstrekt ongeloofwaardig zijn geweest als het een verzonnen roman was. Als je denkt dat je alles hebt gehad, blijkt er altijd nog een overtreffende trap te zijn. Daarbij hanteert de auteur, zelf zoon en kleinzoon van de hoofdrolspelers, een knappe pen. Hij heeft het op de eerste plaats aangedurfd om over zijn familie te schrijven. Hij belicht het verhaal van alle kanten zonder te oordelen of goed te praten. Hij onderzoekt, zet de gebeurtenissen op een rij en tracht de juiste interpretatie te vinden. Daarnaast meet de auteur zichzelf geenszins een slachtofferrol aan. Mij treft de eenzaamheid die je kunt ervaren als je te midden van zoveel familie opgroeit. Het is respectabel dat de auteur zelf op het rechte pad is gebleven en zich niet heeft laten afleiden door zijn familieverleden. Of toch, maar dan om er een bijzonder en lezenswaardig boek over te schrijven.

maandag 29 januari 2018

Niemand is ooit verloren. Catherine Lacey

'Wat ik bedoelde was dat ik wist dat ik iets moest doen waarvan ik niet wist hoe het moest: weggaan op een volwassen manier, een redelijke manier, het probleem benoemen, de papieren invullen, al die volwassen dingen, maar ik wist dat dat niet het hele probleem was, dat ik niet alleen een scheiding van mijn man wilde, maar een scheiding van alles, een scheiding van mijn eigen geschiedenis; (...).' p. 100

Niemand is ooit verloren van Catherine Lacey is het verhaal van Elyria, een jonge vrouw uit Manhattan. Ze is soapserieschrijver en getrouwd met een universitair docent wiskunde. So far so good, zou je zeggen, maar niet voor Elyria. Ze kampt met trauma's die ze dankt aan haar alcoholverslaafde moeder en haar geliefde adoptiezus die zelfmoord pleegde. In Elyria houdt het wildebeest huis en ze is niet bij machte erover te praten of de juiste psychische hulp te zoeken. In plaats daarvan besluit ze onaangekondigd te vertrekken. Weg van haar man, weg van het leven dat ze leidt. Ze poogt afscheid te nemen van de schil die ze niet wil zijn of kan zijn.
Elyria vertrekt naar een vage kennis in Nieuw Zeeland, die weinig trek in haar komst blijkt te hebben. Dus zwerft Elyria rond, zonder plan, zonder doel en zonder geld. Zodra iemand zich enigszins om haar bekommert, vertrekt ze weer. Tegen ieders advies in neemt ze liften van mannen aan en slaapt ze in schuren, parken en bossen. Ze heeft geen ruimte in haar hoofd om te genieten van het land. Ze is alleen op zoek naar een plek waar haar hoofd haar met rust laat.
Als Elyria door een pijlstaartrog wordt gebeten, komt er een abrupt einde aan haar zwerftocht in Nieuw Zeeland: ze wordt opgenomen in het ziekenhuis waar de vreemdelingendienst constateert dat haar visum verlopen is. Ze wordt als ongewenste vreemdeling uitgezet, terug naar Amerika. Ook daar blijkt niemand op haar komst te wachten. Haar man heeft Elyria minutieus uit zijn leven gewist en ze lijkt verder nergens heen te kunnen.

Het verhaal wordt verteld door Elyria, vanuit het ik-perspectief. Daarmee wordt de lezer meegenomen in haar hoofd, wat het boek niet per se beter maakt. De lezer krijgt paginalange zinnen voorgeschoteld waarin Elyria zich vastdraait in haar waanideeën, kinderlijke redeneringen en ingebeelde monologen tegen haar man. Het komt nogal pathetisch over en ik erger me aan Elyria's houding om voortdurend weg te lopen voor haar problemen. Anderzijds is dat misschien wel de manier waarop iemand zichzelf volledig kwijt kan raken en langzaam afglijdt naar de zelfkant van het bestaan.

Tot slot verdient de Nederlandse titel van het boek een opmerking. Niemand is ooit verloren is een titel van hoop. Hoe groot je problemen ook zijn, er gloort altijd licht aan het einde van de tunnel. Juist daarom prikkelde het mijn nieuwsgierigheid en legde ik het boek halverwege niet weg. Ik wilde weten hoe het af zou lopen met Elyria. Voor haar gloorde er echter geen licht aan het einde van het boek. Nu bleek de oorspronkelijke titel Nobody Is Ever Missing te zijn. Aha. Elyria wilde zichzelf kwijtraken, zich van haar verleden en oude 'ik' ontdoen. Ze ontdekte dat je wel naar de andere kant van de wereld kunt reizen, maar dat je jezelf altijd bij je hebt hoe graag je jezelf ook wilt verliezen. Een titel als Niemand is ooit vermist zou meer recht aan de Nederlandse vertaling van het boek hebben gedaan.  

donderdag 18 januari 2018

De heilige Rita. Tommy Wieringa

'Algemeen werd aangenomen dat Aloïs Krüzen, die zijn vrouw alleen maar had kunnen verleiden met de zekerheden van het ambtenarenbestaan, met de Rus zijn paard van Troje had binnengehaald. Niemand waarschuwde hem. Iedereen keek toe en wachtte. Van sommige dingen is de afloop van meet af aan duidelijk, maar toch blijf je kijken, alleen omdat je wilt weten hoe die zich zal voltrekken. (p. 81-82)

In mijn eerdere blogpost 'Bedreigde boeken' schreef ik over het boekenweekgeschenk Een mooie jonge vrouw van Tommy Wieringa dat ik wel even genoeg had van mannen in de literatuur die hun frustraties op vrouwen projecteren. Halverwege het toch al niet dikke boek legde ik het weg. Er is genoeg moois om te lezen. 
Afgelopen december kreeg ik De heilige Rita cadeau en ik las het in één keer uit. Het kan verkeren. 

Paul Krüzen (1967) groeit op in een klein katholiek dorp aan de grens met Duitsland. Als op een dag een Russisch vliegtuigje landt in de maisvelden van zijn ouders, is het dorp voorpaginanieuws. Paul's vader Aloïs redt - tot zijn latere spijt - de piloot, een vluchteling voor het Russisch communisme. Niet veel later vertrekt Paul's moeder met de piloot voorgoed uit het leven van Paul en zijn vader. De twee zullen de rest van hun leven samen op de boerderij blijven wonen. Aloïs zorgt naar beste kunnen voor zijn zoon. In de loop van de jaren draaien die rollen geleidelijk om. 
De dorpsgemeenschap is klein en benauwend. De jongens die Paul uit zijn kindertijd kent, zijn de mannen die later in het dorp het de kruidenierswinkel bestieren of het criminele bordeel vlak over de grens. De dorpelingen merken het meest van de veranderende tijd door de komst van de buitenlanders. Chinezen in het partycentrum, de Braziliaanse pastoor, Oost-Europese landarbeiders en een Rus die de handlanger van de dorpscrimineel is. Als Paul's enige vriend Hedwiges in het café pocht dat hij miljonair is, sluipt het onheil onafwendbaar het boek in.  

De heilige Rita is een fascinerend portret van een grensdorp waar de snelheid van de stad ver weg is en het katholieke geloof nog van levensbelang. Wieringa beschrijft met warme precisie het landschap en de jaargetijden, en schept intussen het beklemmende beeld van twee eenzame mannen van middelbare leeftijd die niet in staat zijn een andere draai aan hun leven te geven.
En de vrouwen? Die zijn vooral afwezig. Paul voelt zich een ongewenst kind van zijn moeder (waarom vertrok ze anders zonder hem en hoorde hij nooit meer wat van haar?) en dat speelt een rol in het boek. Maar evengoed denkt Paul dat zijn vader hem een mislukkeling vindt, wat evenzeer meeweegt in de verhaallijn. Paul verwijt vooral zichzelf dat hij niet verder is gekomen dan zijn ouderlijk huis: in betrekkelijke eenzaamheid, zonder vrouw en vogelvrij verklaard. 

dinsdag 9 januari 2018

Sonny Boy. Annejet van der Zijl


'Op zaterdagochtend 22 oktober 1927 werd Waldemar door familie en vrienden met een klein bootje naar de steiger van Belwaarde gebracht, waar de ketels van de Oranje Nassau al op stoom gebracht werden voor de grote oversteek. Waldemar kende het schip goed, al was het maar omdat hij regelmatig met zijn vriendjes met hun bootje achter de achtersteven had gehangen. Het schip, dat ruim honderd meter lang was en ruimte bood aan zo'n zestig passagiers, was eigendom van de Koninklijke Nederlandse Stoomboot Maatschappij, die de vierwekelijkse Surinamelijn sinds kort exploiteerde.' (p. 45)  

Een tijdje geleden grasduinde ik in de boekenkast bij mijn ouders op zolder. Dat deed ik niet zozeer om daar nieuwe literaire ontdekkingen te doen, maar vooral om de drukte van hun vijf kleinkinderen beneden te ontlopen, mijn twee lieve snoetjes incluis. 
In de kast stond Sonny Boy van Annejet van der Zijl. Dat immens populaire boek van vijftien jaar geleden dat opnieuw een bestseller werd toen de verfilming verscheen, een jaar of zeven later. Ik besloot dat het de tand des tijds had doorstaan - het stond immers nog steeds bij mijn ouders in de kast -  en nam het mee. 

Sonny Boy is het verhaal over de Surinaamse jongeman Waldemar Nods die in 1928 in Den Haag als kostganger intrekt bij de gescheiden Rika, moeder van vier kinderen. Ondanks het leeftijdverschil raken de twee verliefd op elkaar en wordt een jaar later kleine Waldy, Sonny Boy, geboren. Rika's familie spreekt schande van de relatie en Rika's vier kinderen uit haar eerste huwelijk worden grotendeels bij haar weggehouden. Het lukt Rika om in Scheveningen een goedlopend pension op te bouwen terwijl Waldemar buitenshuis werkt en ijverig studeert. Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, moet het gezin verhuizen naar Den Haag. Klandizie voor een pension is er niet meer, maar Rika neemt in plaats daarvan de zorg voor onderduikers op zich. In januari 1944 wordt het onderduikadres verraden en worden Rika en Waldemar opgepakt. Waldy wordt ondergebracht bij zijn grootouders, waar hij de terugkeer van zijn ouders afwacht.

Annejet van der Zijl deed voor Sonny Boy grondig onderzoek en sprak veel mensen die het leven van Waldemar en Rika gekruist hebben. De feiten kloppen en daarnaast nam ze de literaire vrijheid om een aangenaam leesbare roman te schrijven. Zelf juich ik deze vorm van geschiedvertelling toe. Het is immers onmogelijk alle details van verleden levens te achterhalen. Die details mogen ons er niet van weerhouden de belangrijke verhalen uit onze geschiedenis te vertellen. Daarbij tapt Van der Zijl niet uit sentimentele vaatjes. Zo wordt de dood bijna terloops gemeld, waardoor de impact misschien alleen maar groter wordt. Sonny Boy is een bewogen historische vertelling die de parallelle werelden van een eeuw geleden in Suriname en Nederland bijeen brengt. Bovendien laat Van der Zijl zien dat de geschiedenis nooit zo zwart-wit is als we die ons graag zouden herinneren.